Soms zijn er geen woorden. Dagen waarop gedachten te snel gaan, geluiden te hard binnenkomen en alles in mijn hoofd lijkt te wervelen zonder rustpunt. Als man met autisme heb ik geleerd dat structuur helpt, stilte soms nog meer. Maar er is iets wat dieper reikt dan stilte. Iets dat raakt, zelfs als ik zelf niet meer weet wat ik voel. Dat is muziek. Meer nog: christelijke worship muziek.
Worship is voor mij geen achtergrondmuziek. Het is thuiskomen. Niet in een huis of ruimte, maar in de aanwezigheid van God. In de chaos van het leven, waarin prikkels overweldigen en ik soms vastloop in mijn denken, brengt muziek me terug naar de kern. De stem van een zanger, de eenvoud van een akkoord, de woorden die soms mijn gebed overnemen – het geeft me taal waar ik die zelf mis.
Er zijn momenten waarop ik niet kan uitleggen hoe ik me voel. Niet aan anderen, soms zelfs niet aan mezelf. Maar dan zet ik “No Longer Slaves” aan of “Oceans”. En plots vloeien er tranen. Niet van verdriet, maar van herkenning. Van ruimte maken. Alsof God door de muziek zegt: Ik zie je. Je hoeft het niet te verwoorden. Ik ben er al.
Wat anderen misschien ervaren in een gesprek of aanraking, ervaar ik in muziek. De herhaling van zinnen, de rust in de melodie – het ordent mijn binnenwereld. En meer nog: het tilt me erbovenuit. Worship helpt me om niet te blijven hangen in mijn hoofd, maar te landen in mijn hart. Het wijst omhoog, naar iets groters dan mijzelf. Het wijst naar God.
Ik geloof dat God muziek gebruikt om mij te raken op plekken waar geen mens bij kan.
Juist in mijn autisme, waar ik vaak op zoek ben naar grip en overzicht, is worship een ruimte van overgave. Een plek waar ik niet hoef te presteren, niet hoef te verklaren, maar gewoon mag zijn.
Met alles wat ik ben – inclusief de wirwar in mijn hoofd – mag ik bij Hem komen.
Muziek is meer dan klank. Het is voor mij een anker. Een manier waarop God dichtbij komt. Helder, zacht, krachtig. Precies zoals ik het nodig heb.